13. Huur van woonruimte – Geliberaliseerde huur

Huur van woonruimte: Geliberaliseerde huur

***

Regels geliberaliseerde huur

Op geliberaliseerde huurovereenkomsten is het algemene privaatrecht van de Boeken 3 en 6 Burgerlijk Wetboek (‘BW’) gewoon van toepassing. Ook de Afdelingen 1 tot en met 4 van Titel 7.4 BW zijn van toepassing. En ook een groot deel van Afdeling 5 van Titel 7.4. Onderafdeling 2 (inzake de huurprijs) van Afdeling 5 is echter grotendeels niet van toepassing. Op enkele artikelen na, zo blijkt uit art. 7:247 BW:

“De volgende artikelen van deze onderafdeling zijn, behoudens de artikelen 249, 251, 259, 261 lid 1 en 264, niet van toepassing op (…) [geliberaliseerde huur]”

Van deze artikelen hebben we art. 7:249 BW in het vorige hoofdstuk besproken (de mogelijkheid van de huurder om binnen 6 maanden na aanvang overeenkomst de huurprijs aan de Huurcommissie voor te leggen).

De andere toepasselijke artikelen van Onderafdeling 2

Art. 7:251 BW
Uit dit artikel volgt dat de huurprijs slechts één maal per jaar mag worden verhoogd.

Art. 7:259 BW
Dit artikel gaat over kosten van nutsvoorzieningen.

Art. 7:261, lid 1 BW
Dit artikel gaat over de mogelijkheid tot verhoging van het voorschot ter zake van nutsvoorzieningen.

Art. 7:264 BW
Dit artikel is een algemene redelijkheidsnorm:

“1. Elk in verband met de totstandkoming van een huurovereenkomst betreffende woonruimte gemaakt beding, niet de huurprijs betreffende, voorzover daarbij ten behoeve van een der partijen een niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.
2. Elk in verband met de totstandkoming van een zodanige huurovereenkomst gemaakt beding, voorzover daarbij door of tegenover een derde enig niet redelijk voordeel wordt overeengekomen, is nietig.”

Andere bepalingen van Onderafdeling 2 van Afdeling 5 zijn niet van toepassing op geliberaliseerde huur. In die zin geldt met betrekking tot de huurprijs dan ook een grote contractsvrijheid.


Ga naar:
vorige hoofdstuk
volgende hoofdstuk
inhoudsopgave