BESTUURSRECHT – Afschrift besluit bij beroepschrift voegen (6:5, lid 2 Awb)

afschrift besluit bij beroepschriftSoms komt je zaken tegen waarin alle vooroordelen over de al te formalistische juridische beroepsbeoefening bewaarheid worden. Het geval dat ik in deze blog bespreek, is er zo een. Het is een zaak van ruim twee jaar geleden. Wat het financiële belang van de zaak was, weet ik niet. Het ging over belastingrecht. Maar de discussie ging over het bestuursprocesrecht. Over de formaliteiten. Meer concreet: over de vraag of je bij je beroepschrift een afschrift van het besluit waartegen je in beroep gaat, moet voegen. Ik kwam de uitspraak deze week tegen, en het leek me de moeite waard om er twee jaar na dato nog eens aandacht aan te besteden. Om maar weer eens aan te tonen hoeveel tijd en energie er in het recht verloren kunnen gaan aan formaliteiten.

In beroep gaan tegen een besluit van de overheid

Als de overheid een besluit (op bezwaar) neemt, kun je daartegen in beroep bij de rechtbank. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) staat hoe dat moet, en aan welke voorwaarden moet worden voldaan bij een dergelijke beroepsprocedure. Enkele van die voorwaarden staan in art. 6:5 van de Awb.

Art. 6:5 van de Awb luidt, voor zover van belang:

“1. Het bezwaar- of beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar of beroep is gericht;
d. de gronden van het bezwaar of beroep.
2. Bij het beroepschrift wordt zo mogelijk een afschrift van het besluit waarop het geschil betrekking heeft, overgelegd.
(…).”

In de zaak waar het over gaat, was het tweede lid aan de orde. De persoon die in beroep was gegaan, had verzuimd om het besluit waartegen hij in beroep ging in kopie te voegen bij zijn beroepschrift. De rechtbank achtte dat in strijd met art. 6:5, lid 2 van de Awb en gaf de desbetreffende persoon op grond van art. 6:6 van de Awb een termijn om alsnog een afschrift van het besluit over te leggen. Daar werd evenwel geen gehoor aan gegeven. De rechtbank verklaarde het beroep vervolgens niet-ontvankelijk. Daartegen ging de persoon om wie het ging, in verzet. De rechtbank verklaarde dat verzet ongegrond, waarna de Hoge Raad aan bod kwam.

Art. 6:6 van de Awb luidt overigens, voor zover van belang:

“Het bezwaar of beroep kan niet-ontvankelijk worden verklaard, indien:
a. niet is voldaan aan artikel 6:5 of aan enig ander bij de wet gesteld vereiste voor het in behandeling nemen van het bezwaar of beroep,
(…)
mits de indiener de gelegenheid heeft gehad het verzuim te herstellen binnen een hem daartoe gestelde termijn.”

Het arrest van de Hoge Raad

De Hoge Raad heeft niet veel woorden nodig om het cassatieberoep gegrond te verklaren:

“2.3 Met haar (…) oordelen heeft de Rechtbank miskend (i) dat de in artikel 6:5, lid 2, Awb neergelegde verplichting tot overlegging van een afschrift van de bestreden uitspraak niet absoluut is, maar slechts eist dat “zo mogelijk” een afschrift van het bestreden besluit wordt overgelegd, (ii) dat artikel 6:6, aanhef en letter a, Awb inhoudt dat het niet overleggen van de bestreden uitspraak niet dwingt tot het niet-ontvankelijk verklaren van het beroep, en (iii) dat in de hier aan de orde zijnde aangelegenheid niet enige termijn speelt die van openbare orde is.

2.4 (…)

2.5 Opmerking verdient dat het voorschrift dat bij het beroepschrift zo mogelijk het bestreden besluit wordt overgelegd, ertoe strekt een goed verloop van de procedure te bevorderen. Zo moet duidelijk zijn welk bestuursorgaan als verweerder in de zaak moet worden betrokken en tegen welk besluit het beroep is gericht. Blijken uit het beroepschrift de zojuist bedoelde gegevens in voldoende mate, dan is geen belang gediend met niet-ontvankelijkverklaring van het beroep op de grond dat de indiener ervan heeft verzuimd het besluit over te leggen.”

Je kunt je overigens afvragen of de gegevens waarover in rechtsoverweging 2.5 wordt gesproken, niet al afdoende moeten blijken uit de informatie die op grond van art. 6:5, lid 1 onder c van de Awb in het beroepschrift moest worden opgenomen. Kennelijk had de indiener van het beroep wel voldaan aan die verplichting. Hetgeen de niet-ontvankelijkheidsverklaring nog formalistischer maakt.

Vragen en advies

Hebt u vragen over het bestuursrecht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.

Willem Brakenhoff