Dat de overheid bij het nemen van besluiten op aanvraag (zoals vergunningaanvragen) is gebonden aan termijnen, bleek al uit een vorige blog. Maar wat kun je eigenlijk doen als de overheid die termijnen niet naleeft? Iedereen zal wel eens hebben gehoord van de ‘Wet dwangsom’. Op grond daarvan is de overheid in geval van nalatigheid in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden een dwangsom verschuldigd aan de aanvrager. Maar dat biedt niet altijd een uitkomst. Zo is de dwangsom relatief laag. En meestal is het de aanvrager niet zozeer te doen om geld (de dwangsom) maar juist om een daadwerkelijk besluit.
Veel overheden lopen momenteel over. Er is teveel werk, of er zijn te weinig medewerkers. Of beide is het geval. Maar een ding is duidelijk: het lukt veel overheden niet om op tijd besluiten te nemen. Dat roept een aantal vragen op. Ten eerste: welke termijnen gelden er eigenlijk voor de overheid? En ten tweede: wat kun je er als belanghebbende aan doen om de overheid aan te sporen om een besluit te nemen als ze een termijn heeft overschreden? In deze blog komt de eerste vraag aan de orde: welke termijnen gelden er? In een volgende blog wordt op de tweede vraag ingegaan.
Wat te doen als je verneemt dat de gemeente bomen wil kappen, en je het daar niet mee eens bent? Wel, kom in aktie! Maar hoe ziet die aktie er uit? Bezwaarschrift tegen de kapvergunning indienen en vervolgens achterover leunen? Nee, zeker niet. Van de bezwaarmaker wordt in dit soort gevallen meer verwacht. Bijvoorbeeld dat hij een schorsingsverzoek indient bij de rechtbank. Dat niet iedereen van die noodzaak op de hoogte is, vernam ik onlangs weer. Tot grote woede van een bezwaarmaker trok de gemeente zich niks van zijn bezwaar aan en ging ze na de bezwaartermijn zomaar tot de kap over. Mag dat zomaar?! Jazeker…
Je komt het vaak tegen: Bezwaarschriftencommissies die zijn ingericht als rechtbankjes. Voorafgaand aan de zitting van zo’n commissie schrijft het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen waartegen bezwaar werd gemaakt, een heus ‘verweerschrift’. En bij binnenkomst bij de commissie wordt de club van betrokkenen keurig in twee kampen verdeeld: de mensen van het bestuursorgaan dienen aan de ene kant van de zaal plaats te nemen en de bezwaarmakers aan de andere kant. Pal tegenover elkaar dus. Wat daar mis mee is? Dat zal ik u vertellen.
Op 8 december 2021 heeft de rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak die gaat over de vraag of een aangetekende brief daadwerkelijk is ontvangen. De uitspraak is een vervolg op een eerder door de Hoge Raad gewezen arrest over de ontvangst van de brief. In dat arrest gaf de Hoge Raad enkele handvatten voor de beoordeling van dit soort kwesties. De rechtbank Noord-Holland zei daarover “dat de Hoge Raad in ontvankelijkheidskwesties bij het controleren van de aanbieding van aangetekende post een tamelijk soepel criterium hanteert”. Is dat zo?
Vandaag – 11 januari 2022 – is de tekst van de Wet open overheid (‘Woo’) gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2022, 14). De Woo zal per 1 mei 2022 in werking treden. De Woo vervangt de bekende (en beruchte?) Wet openbaarheid van bestuur (de ‘Wob’). Dat betekent echter niet dat er vanaf dat moment niet meer kan worden ‘gewobd’.
Deze week, op 27 oktober 2021, is de Wet open overheid (‘Woo’) gespubliceerd in het Staatsblad. Zie Stb. 2021,499. Tegelijkertijd is een wijziging op die wet gepubliceerd: Stb. 2021, 500. De Woo vervangt de Wet openbaarheid van bestuur (‘Wob’). De Woo bepaalt in art. 10.1 dan ook dat de Wob wordt ingetrokken. De Wook is nog niet in werking getreden. Over de inwerkingtreding is het volgende bepaald …
Rechters zijn verplicht om hun uitspraken te motiveren. Dat heeft een aantal redenen, waaronder het rechtsgevoel van de partijen bij de rechtszaak. Iemand die in een procedure in het ongelijk wordt gesteld, zal zijn verlies gemakkelijker accepteren wanneer hem wordt verteld waarom hij in het ongelijk is gesteld. En dat heeft op zijn beurt weer te maken met respect. Rechters die niet motiveren zijn als ouders die tegen hun kind zeggen : “Het is gewoon zo, en nu je mond houden!” Vraag is daarom waarom het bij sommige instanties zo schort aan die motivering…
Stel dat je buurman een vergunning heeft gekregen voor een uitbouw, en dat dat jou niet zint. Je wilt bezwaar maken. Maar je wilt ook geen ruzie met je buurman. Kun je dan anoniem bezwaar maken? Sterker, is de gemeente niet sowieso verplicht om bezwaren anoniem te houden?
Er gaat nogal het een en ander op de helling de laatste tijd. Eerst hadden we Varkens in nood 1 en 2. Op grond daarvan blijf je als partij tegen een ruimtelijk besluit binnen de ‘wedstrijd’, ook al heb je verzuimd een zienswijze in te dienen. En nu de zaak ‘Breda’. Daarin werd bepaald dat de rechter niet meer ambtshalve toetst of een bezwaar- of beroepschrift door een instantie wel of niet ontvankelijk had moet worden verklaard wegens overschrijding van de bezwaar- of beroepstermijn. Wat is er aan de hand?