OMGEVINGSWET – Inwerkingtreding, overgangsrecht en tijdstippen

overgangsrechtHet is nog enigszins zoeken op het internet naar de diverse wetten en besluiten rondom het stelsel van de nieuwe Omgevingswet. Hier zijn geconsolideerde versies te vinden van de Omgevingswet, de vier amvb’s en de Omgevingsregeling. Maar geconsolideerde versies van de invoeringsregelgeving heb ik (nog) niet kunnen vinden. Terwijl Invoeringswet, -besluit en -regeling ‘vanuit de flanken’ (d.w.z. vanuit de diverse aanvullingssporen) na publicatie op diverse manieren zijn gewijzigd en aangevuld. Het zal kennelijk wachten zijn tot 1 januari 2024, wanneer op overheid.nl de wetsteksten in geconsolideerde vorm worden gepubliceerd. Tot dan is het wat behelpen. In deze blog ga ik in op de wirwar aan vindplaatsen met betrekking tot overgangsrecht, tijdstippen, etc., met verwijzing naar gepubliceerde regelgeving.

Inwerkingtreding van de Omgevingswet

Eerst een inkoppertje: de nieuwe Omgevingswet treedt in werking op 1 januari 2024. Dat weet inmiddels iedereen wel. Maar het is even zoeken naar het desbetreffende KB. Bij deze (pdf).

Daarbij hoort natuurlijk de inwerkingtreding van de bijbehorende regelgeving. Dat is hier bepaald.

Overgangsrecht

Hoofdstuk 22 van de Omgevingswet (‘Ow’) bevat het overgangsrecht. Daarin is o.a. bepaald dat het omgevingsplan vanaf 1 januari 2024 een tijdelijk deel zal kennen. In dat tijdelijke deel komt (o.a.) de zogenaamde bruidsschat te staan.

Art. 22.1, aanhef en subs a en c van de Ow bepaalt:

“Artikel 22.1 (tijdelijk deel omgevingsplan)
In deze afdeling wordt onder het tijdelijke deel van het omgevingsplan verstaan het deel van het omgevingsplan dat bestaat uit:
a. de besluiten, bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, van de Invoeringswet Omgevingswet,
(…)
c. de regels waarvoor op grond van artikel 22.2, eerste lid, is bepaald dat ze tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan.”

Ad a – Art. 4.6, lid 1 van de Invoeringswet Omgevingswet (‘IOw’) bepaalt o.a.:

“1. Als deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4 van de Omgevingswet, gelden:
(…)
g. een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening,
(…)
l. een beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening,
m. een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, dat betrekking heeft op een bestemmingsplan of een wijzigingsplan als bedoeld in die wet,
(…)”

De huidige bestemmingsplannen worden dus onderdeel van het tijdelijk deel van het omgevingsplan.

Ad b – Art. 22.2, lid 1 van de Ow bepaalt:

“Artikel 22.2 (omgevingsplanregels van rijkswege)
1. Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat regels die voor de inwerkingtreding van deze wet bij of krachtens de wet waren gesteld of daaraan gelijkwaardige regels al dan niet tijdelijk deel uitmaken van het omgevingsplan.”

De bedoelde amvb is het Invoeringsbesluit Omgevingswet (‘IbOw’). Dat bepaalt in hoofdstuk 7 (‘Voormalige Rijksregels (bruidsschat)’), Afdeling 7.1 (‘Bruidsschat in het omgevingsplan’), art. 7.1:

“Artikel 7.1 (hoofdstukken bruidsschat omgevingsplan)
Van het tijdelijke deel van het omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, onder c, van de Omgevingswet, maken de volgende hoofdstukken en bijlage deel uit:”

Waarna de hele waslijst aan bruidsschatregels volgt.

Welstand

In de bruidsschat in het tijdelijk deel van het omgevingsplan heeft ook de welstandstoetsing een plek. Zie de artt. 22.7 en 22.29 van de bruidsschat. Vraag is dan natuurlijk wat er met de welstandsnota gebeurt. Wel, dat is geregeld in art. 4.114, lid 1 van de IOw:

“Artikel 4.114 (welstandsnota)
Een welstandsnota als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, van de Woningwet die van kracht is, geldt als een beleidsregel als bedoeld in artikel 4.19 van de Omgevingswet.”

Enkele tijdstippen

Het is de bedoeling dat het tijdelijke deel van het omgevingsplan langzaamaan uitgefaseerd wordt. Vanaf 1 januari 2024 beginnen we met een omvangrijk tijdelijk deel. En vervolgens is er een periode van enkele jaren om dat tijdelijke deel te laten leeglopen en een puntgaaf nieuw omgevingsplan te ontwikkelen.

Dat is geregeld in art. 22.4 van de Ow:

“Artikel 22.4 (regels verordeningen in omgevingsplan)
Aan de verplichting tot vaststelling van een omgevingsplan, bedoeld in artikel 2.4, wordt uiterlijk op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip voldaan. Tot dat tijdstip zijn artikel 122 van de Gemeentewet en de artikelen 28 en 34, eerste lid, tweede zin, van de Wet algemene regels herindeling niet van toepassing. Vanaf dat tijdstip worden regels over de fysieke leefomgeving waarvoor dat op grond van artikel 2.7, eerste lid, is bepaald, alleen nog in het omgevingsplan opgenomen.”

Dat KB kan hier worden geraadpleegd. Het bepaalt dat het bedoelde tijdstip 1 januari 2032 is. Geheel onder voorbehoud natuurlijk, want in de Nota van Toelichting valt te lezen:

“De voortgang die gemeenten maken met het omgevingsplan (en het daarbij overhevelen van onderwerpen uit lokale verordeningen) zal jaarlijks worden gemonitord. Na drie jaar wordt mede in afstemming met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) bezien of het nodig is om de datum, die in dit onderdeel is vastgesteld, te heroverwegen. Ook wordt dan bekeken in hoeverre aanvullende actie, bijvoorbeeld in de vorm van extra ondersteuning, nodig is.”

Vragen en advies

Hebt u vragen over het recht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.

Willem Brakenhoff