OMGEVINGSWET – Overgangsrecht

overgangsrechtOp 1 januari 2024 treedt het stelsel van de nieuwe Omgevingswet in werking. Wat betekent dat voor de mensen uit de omgevingsrechtelijke praktijk die op die dag – of althans, de dag erna – op het werk verschijnen? Alle liggende bouwaanvragen door de shredder halen en opnieuw laten indienen? Of zal de wetgever zoiets als overgangsrecht in het leven hebben geroepen om de overgang naar het nieuwe stelsel zo soepel mogelijk te laten verlopen? Wel, dat laatste natuurlijk. In deze blog een korte blik op het overgangsrecht met betrekking tot omgevingsvergunningen.

Overgangsrecht Omgevingswet

Het overgangsrecht van het stelsel van de Omgevingswet is op diverse plaatsen te vinden. In de eerste plaats kent de wet (tekst hier) zelf een hoofdstuk 22 met de titel ‘Overgangsrecht’. Daarin staan o.a. bepalingen over het tijdelijke en het nieuwe (niet-tijdelijke) deel van het omgevingsplan (par. 22.1.1), de bepaling dat de zg. ‘bruidsschat’ deel uitmaakt van dat tijdelijke deel (art. 22.2) en de bepaling dat uiterlijk op 1 januari 2032 alle regels van het omgevingsplan zijn opgenomen in het niet-tijdelijke deel ervan (art. 22.6).

In de tweede plaats is er het overgangsrecht uit de Invoeringswet Omgevingswet (‘IOw’), en dat uit het Invoeringsbesluit en de Invoeringsregeling. Ik beperk me hier tot de IOw. Het overgangsrecht staat in hoofdstuk 4 van de IOw (zie hier voor de geconsolideerde teksten).

Hoofdstuk 4 van de Invoeringswet Omgevingswet

Hieronder wordt het belangrijkste overgangsrecht voor (aanvragen om) omgevingsvergunningen besproken.

Aanvraag omgevingsvergunning

Art. 4.3 van de IOw bepaalt:

“Artikel 4.3 (besluit op aanvraag)
Als voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet een aanvraag om een besluit is ingediend, blijft het oude recht, met uitzondering van artikel 3.9, derde lid, eerste zin, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, van toepassing:
a. als tegen het besluit beroep openstaat: tot het besluit onherroepelijk wordt,
b. als tegen het besluit geen beroep openstaat: tot het besluit van kracht wordt.”

Een ‘besluit’ in de zin van dit artikel is ingevolge art. 4.1, aanhef en sub h van de IOw o.a. een besluit op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (‘Wabo’). Dat betekent dat het oude recht (de Wabo) van toepassing blijft op aanvragen om een omgevingsvergunning die voor 1 januari 2024 zijn ingediend.

Wél vervalt direct per 1 januari 2024 het fenomeen ‘vergunning van rechtswege’. Dat geldt dus ook voor aanvragen om omgevingsvergunning die voor 1 januari 2024 zijn ingediend.

Art. 4.3 van de IOw heeft betrekking op alle soorten activiteit waarvoor een omgevingsvergunning wordt verleend. Dus – o.a. – zowel het bouwen als het gebruiken in afwijking van het bestemmingsplan. En bij dat laatste maakt het niet uit of het gaat om de uitgebreide Wabo-procedure of de reguliere.

Een omgevingsvergunning geldt als omgevingsvergunning

Art. 4.13, lid 1 van de IOw bepaalt:

“Een ontheffing of vergunning voor een activiteit waarop een verbodsbepaling van toepassing is als bedoeld in paragraaf 5.1.1 van de Omgevingswet en die onherroepelijk is, geldt als een omgevingsvergunning voor die activiteit.”

Hier staat dat een onder de Wabo verleende onherroepelijke omgevingsvergunning geldt als een Omgevingswet-omgevingsvergunning. Deze bepaling is nodig omdat natuurlijk niet alle ‘oude’ omgevingsvergunningen op 1 januari 2024 al uitgewerkt zijn. Anders gezegd: zou deze bepaling niet bestaan, dan zouden onder de Wabo vergunde activiteiten per 1 januari 2024 illegaal zijn.

De bepaling spreekt over ‘onherroepelijke’ vergunningen. Verleende maar nog niet onherroepelijke vergunningen vallen onder art. 4.3 van de IOw.

Vergunning van rechtswege

Art. 4.14 van de IOw bepaalt o.a.:

“Als een activiteit voor de inwerkingtreding van de Omgevingswet zonder ontheffing of vergunning onafgebroken rechtmatig is verricht en bij de inwerkingtreding van die wet voor die activiteit een verbod als bedoeld in artikel 5.1, 5.3 of 5.4 van de Omgevingswet van toepassing wordt, geldt voor die activiteit bij de inwerkingtreding van die wet een omgevingsvergunning van rechtswege voor een termijn van twee jaar, mits die activiteit naar aard en omvang niet verschilt van de activiteit zoals deze werd verricht voor de inwerkingtreding van die wet.”

De Omgevingswet wil in principe geen nieuwe vergunningplichten in het leven roepen. Maar voor de zekerheid is hier bepaald dat indien een voorheen vergunningvrije activiteit toch vergunningplichtig wordt onder de Omgevingswet, van rechtswege een omgevingsvergunning geldt. De geldingsduur is beperkt tot 2 jaar.

Omgevingsloket online

Art. 4.24 van de IOw bepaalt:

“1. De landelijke voorziening, bedoeld in artikel 7.6 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, blijft tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip in stand om de ingediende aanvragen, bedoeld in artikel 4.3, te kunnen verwerken.
2. Het oude recht blijft tot dat tijdstip op die voorziening van toepassing.”

Die landelijke voorziening is het huidige Omgevingsloket online (OLO).

Een regeling voor www.ruimtelijkeplannen.nl staat in art. 4.25 van de IOw.

Vragen en advies

Hebt u vragen over het recht? Neem dan contact met ons op:

Contact

Wij overleggen graag met u, praten graag over de ins and outs van uw situatie en geven u graag advies. Voor een kennismaking of eerste gesprek brengen wij geen kosten in rekening.

Willem Brakenhoff