Het zal weinigen zijn ontgaan dat er nogal wat te doen is om stikstof en Natura 2000-gebieden. De regering heeft zich tot doel gesteld om het stikstofprobleem in Nederland rigoureus aan te pakken. Maar steeds vaker gaan er stemmen op die zeggen dat er helemaal geen stikstofprobleem is. Het enige probleem zou de Nederlandse wetgeving zijn. Die wetgeving zou veel verder gaan dan waar de Europese Unie toe dwingt. Met als gevolg dat de bouw onnodig stil is komen te liggen, en boeren onnodig onteigend dreigen te worden. De meningen verschillen enorm, en er is weinig begrip voor de standpunten over en weer. Belangrijkste reden daarvan lijkt te zijn dat voor- en tegenstanders uitgaan van verschillende perspectieven en informatie. Daarom in dit artikel wat nadere informatie over de Europese regelgeving. In een volgend artikel ga ik in op de nationale regelgeving (Wet natuurbescherming c.a.).
Je kon erop wachten. De nood in de (woning)bouw is hoog. Word je niet door de hond (stikstof) gebeten, dan wel door de kat (vleermuizen). En dus mag je als ontwikkelaar of initiatiefnemer tot een bouwproject blij zijn als je project door de juridische ballotage komt. Maar eenmaal daar aangekomen, zijn er de bezwaarmakers. Sommigen hebben terechte bezwaren, maar steeds meer zie je de goudzoekers: de mensen die weten dat er bij de in nood verkerende ontwikkelaar iets te halen valt. “Ik wil mijn bezwaar best intrekken, maar niet voor niets….”
Van mensen krijg ik regelmatig de vraag “Mag dat nou, dat de gemeente zomaar afwijkt van haar eigen bestemmingsplan?” De vraagstellers vinden het maar raar dat een gemeente met veel tromgeroffel een bestemmingsplan maakt en door een jarenlange procedure heen voert waarbij allemaal belanghebbenden en anderen iets mogen vinden, om dan (kort) erna ineens met een vergunninkje af te wijken van dat plan. “Mag dat zomaar?” Wel, ja, dat mag. Maar er valt wel het een en ander over te zeggen.
Over de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (‘ABRvS’) van 2 november 2022 is al veel gezegd en geschreven. De uitspraak ging over het Porthos-project in de Rotterdamse haven, maar heeft gevolgen voor de gehele bouwsector. Bouwend Nederland spreekt over ‘een drama voor de bouw’. NRC spreekt over vertraging bij veel bouwprojecten. Kortom, wat nu? En, wat is die bouwvrijstelling eigenlijk?
De gemeente Rotterdam en enkele andere belanghebbende organisaties zijn al lange tijd bezig om voor voetbalclub Feyenoord een nieuw stadion te ontwikkelen. Die ontwikkeling zou moeten samengaan met een meer omvattende ontwikkeling, waaronder woningbouw. Met dat doel is door de gemeente een bestemmingsplan in procedure gebracht. Maar gedurende die procedure heeft de voetbalclub de stekker uit de stadionontwikkeling getrokken. Reden: de gestegen bouwkosten. De gemeente heeft nog geprobeerd om bij de Raad van State de rest van het bestemmingsplan overeind te houden, maar zonder succes, zo bleek vandaag. Er is vandaag al veel geschreven over het ‘fiasco’, maar over een aspect ervan heb ik nog weinig vernomen…
Inmiddels word ik bijna dagelijks gebeld door mensen die op een bedrijventerrein wonen. En die vervolgens worden geconfronteerd met de gemeente die een einde wil maken aan die bewoning. De bewoning zou namelijk in strijd met het bestemmingsplan zijn. En dus handhaaft de gemeente dat plan, met oplegging van bestuursdwang en dwangsommen om de bewoning te stoppen. Ten einde raad belt men mij. Want de boel is tegen fikse bedragen gekocht om er te wonen. En nu blijkt dat ineens niet meer te kunnen. Wat nu?
Het is komkommertijd, en dus een goed moment om een kort blogje te schrijven over een relatief obscuur onderwerp: de uitweg. Je komt de uitweg ook onder andere benamingen tegen, zoals ‘inrit’ en ‘uitrit’. Hoewel ‘uitweg’ wel de officiële benaming is. Althans, als we de terminologie van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht ‘officieel’ mogen noemen. En hoewel de meeste gemeentelijke APV’s die term ook hanteren, weerhoudt dat veel gemeentes er niet van om het desbetreffende beleid bijvoorbeeld ‘inrittenbeleid’ te noemen. Dus mocht u zich afvragen of uw gemeente beleid over uitwegen kent, vergeet dan niet om zekerheidshalve ook even op ‘inrittenbeleid’ te googlen. Maar goed, in deze blog dus een paar woorden over de uitweg en de uitwegvergunning.
Uit het AD van 27 april jl.: “Edwin wint rechtszaak over metershoge stalen loods pal tegen zijn achtertuin: ‘En nu afbreken die muur’” Typisch zo’n artikel in de media waarvan je als specialist denkt “weten jullie dat nou wel zeker, media?” Maar ook los daarvan is de kwestie die in het artikel wordt beschreven interessant. Zeker omdat het een waarschuwing bevat aan kopers van huizen: verdiep je in het geldende bestemmingsplan! In deze blog wordt op de zaak ingegaan vanuit een juridisch-planologisch perspectief.
Het AD bracht het op 19 maart jl. : “Inkijk, licht, geluid: klagende omwonenden Zalmhaventoren krijgen gelijk van de rechter”. Betekent dit ronkende nieuwsbericht dat de hoogste woontoren van Nederland, de Zalmhaventoren in Rotterdam, weer moet worden afgebroken? Nee, zeker niet. Het ‘gelijk’ dat de omwonenden van de rechter hadden gekregen zat ‘m in de toekenning van een hoger bedrag aan planschadevergoeding dan de gemeente aanvankelijk had toegekend. Fiks hoger trouwens.
Veel mensen zullen hebben gehoord van het begrip ‘planschade’. Meestal wordt daarbij gedacht aan het voorbeeld van het verlies van uitzicht doordat pal naast een woning ineens een gebouw wordt gebouwd. De bewoner van de woning wordt op dat moment geconfronteerd met zijn schade (bijvoorbeeld waardedaling van de woning). Maar die schade is eigenlijk al eerder voorgevallen. Namelijk op het moment dat de bouw van het andere gebouw op papier mogelijk werd gemaakt. En tussen het creëren van die mogelijkheid en de bouw zelf kan een lange tijdsspanne zitten. Het abstracte en plantechnische karakter kan planschade tot een eigenaardig fenomeen maken. Reden om er in deze blog wat aandacht aan te besteden.