MOTIVATIONEEL – Het voorkomen van weerstand tegen (bouw)projecten (2)

Omwonenden komen nogal eens in verzet tegen (bouw)projecten. Wij hebben onderzoek gedaan naar de psychologische mechanismen achter deze weerstand, die ook wel (ten onrechte) ‘Nimbyisme’ wordt genoemd (zie onze eerdere blog). In deze, en komende, weblog(s) bespreken we de aanbevelingen uit ons onderzoek die gaan over de manier waarop met weerstand kan worden omgegaan. Vandaag: participatie.

Participatie

Participatie richt zich vooral op de rechtsvaardigheidsperceptie van omwonenden (en van andere belanghebbenden bij een bouwproject). De gedachte lijkt te zijn: geef mensen een stem, en ze vinden de procedure rechtvaardig. En als ze de procedure rechtvaardig vinden, dan zijn ze eerder geneigd het project te accepteren.

Wat te doen met de stem van de participant?

Dat gaat echter maar ten dele op. Mensen hebben namelijk verwachtingen van de participatie. Het gaat dan ook vaak mis wanneer met de stem van de burger niet gebeurt wat hij had verwacht. Ons is gebleken dat overheden vaak veel energie steken in de vormgeving van participatie (zalen afhuren, koffie schenken, vriendelijke ambtenaren afvaardigen, etc.). Maar bij de participatiebijeenkomsten die wij hebben geanalyseerd, bleek telkens weer dat de overheid niet goed antwoord kon geven op de vraag van omwonenden wat met hun stem zou gaan gebeuren. De aanwezige ambtenaar begint bij die vraag veelal te stotteren, naar collega’s te kijken (‘help me!’) en ontwijkend gedrag te vertonen. Dat is verklaarbaar, want een ambtenaar wil op zijn woorden letten. Ten eerste omdat hij daar later niet op gepakt wil worden. En ten tweede omdat hij de bijeenkomst graag heelhuids weer wil kunnen verlaten. Oftewel, hij wil niet oneerlijk zijn (‘We gaan doen wat u wilt, echt waar!’), maar ook niet eerlijk (‘Dat kunt u allemaal wel vinden, maar de beslissing is allang genomen…’).

Verwachtingsmanagement

Uit ons onderzoek blijkt dat eerlijkheid toch het beste is. Omwonenden kunnen dat best hebben. Sterker, het wekt vertrouwen! De eerlijkheid moet echter wel goed worden gecommuniceerd. Oftewel, er moet aan verwachtingsmanagement worden gedaan. Bij de inrichting van het participatieproces moet niet enkel een mooie zaal worden afgehuurd en goede koffie worden geschonken. Er moet vooral ook eerlijk en open worden aangekondigd wat de stem van de participant waard is. Als 95% van het project al beklonken is, dan moet dat verteld worden. Want mensen zijn bereid om tot aan de Raad van State – and beyond – te gaan wanneer zij het idee hebben dat ze zijn voorgelogen over de inspraakmogelijkheden. Een klein bezwaar kan daardoor zomaar uitgroeien tot een principekwestie.

Ingroup – outgroup mechanismen

De overheid moet er bij participatie ook voor waken om geen ingroup – outgroup mechanismen aan te wakkeren. Vermeden moet worden dat de overheid – letterlijk en figuurlijk – tegenover de burger komt te staan. De participatie moet niet als een rechtszaal worden vormgegeven, waarbij de overheid in de verdedigende modus staat, en de participant in de aanklagende (het ‘toernooimodel‘). De overheid moet in een zaal ook niet vanachter een tafel tegenover een grote groep omwonenden gaan zitten. Daar spreekt allemaal teveel ‘wij versus zij’ uit.

Twee inspraakavonden die wij bezochten

De inspraakavonden die wij hebben geanalyseerd, verschilden in dit opzicht. Zo was er een avond over de invoering van betaald parkeren waarbij een aantal ambtenaren aan een lange tafel tegenover een zaal omwonenden plaats nam. Naarmate de avond vorderde nam het rumoer toe. Het begon ermee dat een omwonende, die ergens vooraan in de zaal zat, wantrouwen uitsprak (‘het is allang beklonken!’). Op een gegeven moment stond hij op, draaide hij zich om naar de zaal en nam hij de regie volledig over van de verbijsterde spreekstalmeester (die was ingehuurd). Binnen no time was de avond tot een totale chaos vervallen.

Dit is een extreem voorbeeld, maar het contrasteert mooi met een andere avond die wij bezochten. Daar stonden her en der door de zaal hoge tafels. Rond elke tafel was plaats voor circa 5 a 6 staande personen. Bij iedere tafel een voorlichter van de gemeente / ontwikkelaar. Klassieke muziek op de achtergrond (althans, zo herinneren wij het ons graag). Het ging die avond om een behoorlijk controversieel project. Maar de sfeer bleef gemoedelijk. Er vond geen groepsvorming plaats. Mensen stonden niet tegenover elkaar, maar bij of naast elkaar. Ambtenaren waren niet opvallend anders gekleed dan de participanten. De avond verliep rustig.

In hoeverre bij die laatstgenoemde bijeenkomst bezwaar- en beroepschriften tegen het project zijn voorkomen, is niet te achterhalen. Maar er werd in ieder geval geen verzetshaard aangewakkerd, zoals bij de eerstgenoemde avond.

Conclusie

Over participatie, en over de ‘gevaren’ van ingroup – outgroup mechanismen, valt nog veel meer te zeggen. Daarvoor verwijzen we naar (o.a.) ons onderzoek. De genoemde punten – doen aan verwachtingsmanagement, en waken voor ingroup – outgroup mechanismen – leken ons vooral het bespreken waard.

In een volgende blog gaan we in op enkele andere aanbevelingen die uit ons onderzoek voortvloeien.