5. Privaatrecht – Vermogensrecht

Vermogensrecht: goederenrecht en verbintenissenrecht

***

Het Vermogensrecht

In een vorig hoofdstuk bespraken we dat de Boeken 1 en 2 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) met name gaan over natuurlijke personen en rechtspersonen. Daarmee hebben we de ‘hoofdrolspelers’ in het privaatrecht geïntroduceerd.

De volgende Boeken van het BW – de Boeken 3 tot en met 8 – hebben betrekking op het vermogensrecht. Voordat we aan de bespreking van die Boeken toekomen, geven we eerst een algemene toelichting op het systeem van het vermogensrecht. Maar we beginnen met een opmerking ‘vooraf’.

Vooraf: Het begrip ‘vermogensrecht’

We moeten een onderscheid maken tussen het vermogensrecht als rechtsgebied enerzijds, en het vermogensrecht als ‘recht dat een persoon kan hebben’ anderzijds. Om het simpel te stellen: het vermogensrecht in de eerstbedoelde zin gaat over vermogensrechten in de laatst bedoelde zin.

Om verwarring te voorkomen, zullen we in het vervolg spreken over ‘Vermogensrecht’ als we het over het rechtsgebied hebben (met een hoofdletter) en over ‘vermogensrecht’ als we het hebben over de rechten ‘die een persoon kan hebben’ (met een kleine letter).

Het ‘vermogen’

In de maatschappij hebben personen (natuurlijke en rechtspersonen) een vermogen. In juridische zin verstaat men daar de ‘activa’ van het vermogen onder. Het gaat om het totaal van de eigendommen en rechten die een persoon heeft. Het Vermogensrecht regelt de wijze waarop personen over die eigendommen en rechten kunnen beschikken, hoe men deze kan verkrijgen, hoe men deze kan verliezen (‘vervreemden’), wat ze inhouden, et cetera. Simpel gesteld: het Vermogensrecht regelt het ‘hebben, krijgen en verliezen’.

Vermogensrecht: goederenrecht en verbintenissenrecht

Het Vermogensrecht kan worden onderscheiden in twee hoofdcategorieën:

1. het goederenrecht
2. het verbintenissenrecht

Goederenrecht

Bij het goederenrecht gaat het om de relatie tussen personen en goederen. “Goederen zijn alle zaken en vermogensrechten”, zo bepaalt art. 3:1 van het BW. Bij het goederenrecht gaat het dus om de relatie tussen personen en zaken en vermogensrechten. Die relatie komt tot uitdrukking in het woord ‘hebben’. Een persoon ‘heeft’ een zaak, en hij ‘heeft’ een recht. Essentieel voor het goederenrecht is dat de persoon zaak en/of recht heeft tegenover eenieder.

Voorbeeld:

Een voorbeeld van een zaak is een auto. Als een persoon eigenaar is van een auto, dan heeft hij die hoedanigheid tegenover iedereen.

Verbintenissenrecht

Bij het verbintenissenrecht gaat het om de relatie tussen personen. Die relatie wordt bepaald door de verbintenis tussen beide personen. Op basis van die verbintenis is de ene persoon een ‘schuldeiser’ en de andere een ‘schuldenaar’. De schuldeiser heeft een aanspraak jegens de schuldenaar. Die aanspraak wordt ‘vorderingsrecht’ genoemd. Essentieel voor het verbintenissenrecht is dat de schuldeiser de aanspraak op grond van de verbintenis enkel heeft tegenover de wederpartij (de schuldenaar) bij de verbintenis.

Absolute en relatieve rechten

Goederenrechtelijke rechten worden ook wel ‘absolute’ rechten genoemd omdat zij tegenover iedereen kunnen worden ingeroepen. Men zegt ook wel dat deze rechten ‘zaaksgevolg’ hebben (‘droit de suite’). Het recht ‘kleeft’ als het ware aan het object van het recht (zaak en/of vermogensrecht). Deze rechten zijn ook ‘exclusief’ omdat ze met uitsluiting van anderen worden genoten.

Verbintenisrechtelijke rechten worden ook wel ‘relatieve’ rechten genoemd. Of ‘persoonlijke’ rechten. Ze gelden enkel tegenover bepaalde personen (met wie men in een verbintenisrechtelijke relatie staat).

Boeken van het BW

Het goederenrecht is opgenomen in de Boeken 3 tot en met 5 van het BW.

Het verbintenissenrecht is opgenomen in de Boeken 6 tot en met 8 van het BW.

De titels 1 (afdeling 1) tot en met 3, en titel 11 van Boek 3 gelden voor zowel het goederenrecht als het verbintenissenrecht (en deels ook buiten het vermogensrecht).

In de komende hoofdstukken over het Vermogensrecht zullen we niet of nauwelijks ingaan op de Boeken 4 (erfrecht), 7 (bijzondere overeenkomsten), 7A (bijzondere overeenkomst; vervolg: oud BW) en 8 (verkeersmiddelen en vervoer) van het BW. We beperken ons tot de Boeken 3, 5 en 6.


Ga naar:
vorige hoofdstuk
volgende hoofdstuk
inhoudsopgave