6. Privaatrecht – Goederenrecht (1)

Goederenrecht: zaken en vermogensrechten

***

Het Goederenrecht

In het vorige hoofdstuk zagen we dat het Vermogensrecht bestaat uit:
– het goederenrecht
– het verbintenissenrecht

In dit hoofdstuk bespreken we het goederenrecht.

Het begrip ‘goederen’

Goederen: als we het in het kader van het Vermogensrecht hebben over ‘vermogen’, dan bedoelen we de activa van iemands vermogen. Dat vermogen bestaat uit ‘goederen’. Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) bepaalt in art. 3:1 wat goederen zijn: “Goederen zijn alle zaken en alle vermogensrechten.”

Zaken en vermogensrechten

Zaken: wat ‘zaken’ zijn, bepaalt art. 3:2 van het BW: “Zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.”

Vermogensrechten: art. 3:6 van het BW omschrijft wat vermogensrechten zijn: “Rechten die, hetzij afzonderlijk hetzij tezamen met een ander recht, overdraagbaar zijn, of er toe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen, ofwel verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel, zijn vermogensrechten.”

Eigenaar en rechthebbende

Zaken en vermogensrechten kan men dus ‘hebben’.

Met betrekking tot zaken spreekt men over ‘eigendom hebben’. Degene die een zaak heeft, wordt ‘eigenaar’ genoemd.
Met betrekking tot vermogensrechten spreekt men over ‘recht hebben’. Degene die een recht heeft, wordt ‘rechthebbende’ genoemd.

Hoewel eigendom ook een vermogensrecht is (het eigendomsrecht) heeft de wetgever zich hier aan het algemeen spraakgebruik aangepast. Bij overdracht zegt men immers ‘ik heb de woning overgedragen’, en niet ‘ik heb het eigendomsrecht op de woning overgedragen’. Het eigendomsrecht wordt dan ook ‘vereenzelvigd’ met de zaak. Men zegt dat men de zaak heeft, maar men bedoelt dat men het eigendomsrecht op de zaak heeft.

Belangrijke regel in het Vermogensrecht is dan ook dat men over ‘eigendom’ slechts spreekt in relatie tot zaken. En niet in relatie tot (andere) vermogensrechten.

We bespreken hieronder de vermogensrechten (onder I) en de zaken (onder II).

I: Vermogensrechten

1. Soorten vermogensrechten

De volgende vermogensrechten (in de zin van art. 3:6 van het BW) kunnen worden onderscheiden:
– eigendom
– vorderingsrechten
– beperkte rechten

Eigendom
Eigendom is een volledig recht op een zaak.

Vorderingsrecht
Een vorderingsrecht is het recht (de aanspraak) van een schuldeiser (jegens de schuldenaar) op grond van een verbintenis.

Beperkt recht
Een beperkt recht is een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht (het ‘moederrecht’). Het kan worden afgeleid uit eigendom, uit een vorderingsrecht of uit een ander beperkt recht.

2. Toelichting

Al deze soorten vermogensrecht voldoen aan art. 3:6 van het BW: ze zijn overdraagbaar en/of geven stoffelijk voordeel.

Vorderingsrecht
Met betrekking tot vorderingsrechten kan verwarring ontstaan. Ze vloeien voort uit een verbintenis. Als aanspraak van de schuldeiser jegens de schuldenaar zijn ze een persoonlijk, relatief, recht. In die zin zijn ze onderwerp van het verbintenissenrecht. Als recht zijn ze echter overdraagbaar. Ze behoren tot het vermogen van de schuldeiser. In die zin zijn ze onderwerp van het goederenrecht.

Voorbeeld:
Een vorderingsrecht op grond van een geldleenovereenkomst is een aanspraak van de uitlener (schuldeiser) jegens de lener (de schuldenaar). In die zin is sprake van een relatief, persoonlijk, recht. De schuldeiser kan die aanspraak echter aan een derde ‘verkopen’ en overdragen (de zogenaamde ‘cessie’).

3. Boek 3 van het BW

Boek 3 van het BW kent bepalingen met betrekking tot alle vermogensrechten: eigendom, vorderingsrechten en beperkte rechten.

Boek 3 bevat in die zin het goederenrecht: het Vermogensrecht met betrekking tot zaken en vermogensrechten. (Waarbij overigens moet worden opgemerkt dat de titel 1 (afdeling 1), 2, 3 en 11 ook van belang zijn voor het verbintenissenrecht).

II. Zaken

Voor de eigendom van zaken, en voor beperkte rechten die enkel met betrekking tot (de eigendom van) zaken kunnen worden gevestigd, zijn er aanvullende bepalingen opgenomen in Boek 5 van het BW. Deze gelden in aanvulling op Boek 3.

Boek 5 bevat in die zin het zakenrecht.

Zoals opgemerkt kan men enkel met betrekking tot zaken spreken van eigendom. Dat blijkt ook uit art. 5:1, lid 1 van het BW, dat bepaalt: “Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan hebben.”

Eigendom is een vermogensrecht, en als zodanig is het geregeld in Boek 3 van het BW. Voor wat betreft zijn zakelijke karakter, staan er aanvullende regels in Boek 5 van het BW.


Ga naar:
vorige hoofdstuk
volgende hoofdstuk
inhoudsopgave